🙋🏻‍♀️ ¡Oye! Ik geef nu ook tours in Barcelona.

Home » Praktische informatie Barcelona » Catalaanse en Spaanse woorden

Catalaanse en Spaanse woorden

In Barcelona wordt er naast Spaans ook Catalaans gesproken. Catalaans is namelijk de co-officiële taal van de regio Catalonië en wordt sinds de jaren 1980 volop gestimuleerd door de Catalaanse overheid; in het onderwijs maar ook op straat, door straatnamen, borden en informatie in het Catalaans te stellen. Dit kan soms voor verwarring zorgen bij toeristen. En hoewel de meeste Catalanen de voorkeur geven aan het Catalaans, gaan de meesten alsnog automatisch over naar het Spaans indien je op een vraag of groet in het Spaans reageert. Men is namelijk van jongs af aan gewend om beide talen te spreken. Hoe het met het Catalaans en Spaans zit en welke handige woorden je kunt leren, vertel ik je verder in deze pagina.

Welke taal spreekt men in Barcelona?

Barcelona is dus een tweetalig stad waar men zowel Catalaans als Spaans spreekt. Soms kun je zelfs gesprekken onder locals horen waarbij beide talen gebruikt worden: men kiest de taal waarbij hij zich het beste uitdrukt of past zich aan aan de hand van de situatie. Verkeerssignalen, informatieborden en menukaarten zijn overal in het Catalaans en in het Spaans gesteld. Op school leren kinderen beide talen, al is Catalaans de voertaal in het onderwijs en blijft Spaans slechts een vak. Films, reclamespotjes, boeken en kranten worden ook in het Catalaans vertaald en zijn er radio- en tv-zenders die uitsluitend in het Catalaans uitzenden.

Engels (en soms andere vreemde talen) worden ook gesproken maar in minder mate. Bij de meest toeristische plekken zijn menukaarten en informatiefolders echter wel in het Engels verkrijgbaar en tegenwoordig kun je zelfs op pad gaan met een Nederlandstalige gids.

Verschil tussen Catalaans en Spaans

Na het Franco-tijdperk is de opnieuw ingevoerde taal in Catalonië het Catalaans (Català), maar ook het Spaans (Español of Castellano) wordt in Catalonië als taal geaccepteerd.

Het Català (Catalaans) en Español of Castellano (Spaans) zijn beide Romaanse talen. Hierdoor vertonen beide talen sterke overeenkomsten; het verschil zit meer in de klanken en fonetiek en dat bepaalde letters die in de ene taal wel bestaan in de andere een andere vorm kunnen krijgen. Denk hierbij aan:

  • De “ñ” in het Spaans wordt “ny” in het Catalaans.
  • De “z” in het Spaans wordt “ç” in het Catalaans.
  • De “ch” in het Spaans wordt “x” in het Catalaans.
  • De “ss”, “ll” en “l.l” die veel voorkomt in het Catalaans.
  • De accenten in het Spaans op “á, é, í, ó, ú” kunnen “á, à, é, è, í, ó, ò, ú” in het Catalaans zijn.
  • Vele woorden zoals “de” en “el” worden in het Catalaans afgekort als “d'” en “l'”.

Toeristische woordenlijst in het Spaans

Wie naar Barcelona komt en een paar woordjes Spaans wil spreken om zich goed aan te passen aan de lokale bevolking, kan de onderstaande lijst met belangrijke woorden en zinnen goed gebruiken.

De belangrijkste zinnen in het Spaans

– Ik heet…: me llamo…
– Waar vind ik…?: ¿dónde se encuentra / dónde hay…?
– Heeft u…?: ¿tiene…? – Ik heb… nodig: necesito…
– Ik wil graag…: querría…
– Wat kost dat?: ¿cuánto cuesta esto?
– Wanneer is… geopend / gesloten?: ¿a qué hora abre / cierra…?
– Ik wil een ongeluk / diefstal aangeven: quier denunciar un accidente / robatorio
– Mijn geld, cheques, paspoort is /zijn gestolen: me han robado mi dinero, cheques, pasaporte
– Wilt u alstublieft een ambulance / de politie bellen?: pot favor, llame a la ambulancia / la policía
– Heeft u een een- / tweepersoonskamer vrij?: ¿tiene una habitación doble?
– Met / zonder bad: con / sin baño
– Met ontbijt: con desayuno
– Voor een nacht: para una noche
– Halfpensioen: media pensión
– Volpensioen: pensión completa
– Ik vertrek morgenochtend vroeg: me voy mañana por la mañana
– De rekening alstublieft: la cuenta, por favor
– Hoe kom ik in…?: ¿cómo se va a…?
– Waar vertrek de bus naar…?: ¿de dónde sale el autobús para…?
– Wanneer gaat er een bus / trein naar…?: ¿cuando sale el autobús / tren hacia…?

Beleefdheidsfrasen in het Spaans

– Goedendag: buenos días
– Goedenavond: buenas tardes
– Goedenacht: buenas noches
– Tot ziens: adiós
– Tot straks: hasta luego
– Hallo, hoe gaat het?: hola, ¿qué tal?
– Goed: bien
– Alstublieft: por favor
– Dank u wel: gracias
– Graag gedaan: de nada
– Wat kan ik voot u doen?: ¿qué desea?
– Neem u me niet kwalijk: perdone
– Spreekt u Engels?: ¿habla inglés?
– Spreekt u Nederlands?: ¿habla holandés?
– Heeft u een vuurtje?: ¿tiene fuego?

Tijd en dagen van de week in het Spaans

– Wanneer: ¿cuando?
– Vandaag: hoy
– Morgen: mañana
– Overmorgen: pasado mañana
– Gisteren: ayer
– ’s ochtends: por la mañana
– ’s middags: por el mediodía
– ’s avonds: por la tarde
– ’s nachts: por la noche
– Maand: mes
– Week: semana
– Dag: día
– Maandag: lunes
– Dinsdag: martes
– Woensdag: miércoles
– Donderdag: jueves
– Vrijdag: viernes
– Zaterdag: sábado
– Zondag: domingo

In het restaurant

– Ontbijt: el desayuno
– Lunch: la comida
– Diner: la cena
– Eten: comer
– Drinken: beber
– Tafel: la mesa
– Reserveren: reservar
– Mes: el cuchillo
– Vork: el tenedor
– Lepel: la cuchara
– Theelepel: la cucharilla
– Bord: el plato
– Fles: la botella
– Glas: el vaso
– Menukaart: el menú / la carta
– Wijnkaart: la carta de vinos
– Voorgerechten: entrantes
– Hoofdgerecht: el plato principal
– Dagmenu: el menú del día
– Nagerecht: el postre

In geval van nood

– Help!: ¡ayuda!
– Politie: policía
– Arts: el médico
– Ongeluk: el accidente
– Autopech: la averia

Onderweg

– Halte: la parada
– Bus: el autobús
– Station: la estación
– Luchthaven: el aeropuerto
– Vervoerbewijs: el billete
– Afrit: la salida
– Rechtdoor: recto
– Hier / Daar: aquí / allí
– Plattegrond: el mapa / el callejero
– Bank: el banco
– Telefoon: el teléfono
– Telefoonkaart: tarjeta de teléfono
– Postkantoor: oficina de correos
– Postzegels: los sellos
– Geopend: abierto
– Gesloten: cerrado

Getallen in het Spaans

– Een: uno
– Twee: dos
– Drie: tres
– Vier: cuatro
– Vijf: cinco
– Zes: seis
– Zeven: siete
– Acht: ocho
– Negen: nueve
– Tien: diez
– Elf: once
– Twaalf: doce
– Dertien: trece
– Viertien: catorce
– Vijftien: quince
– Sestien: dieciséis
– Seventien: diecisiete
– Achttien: dieciocho
– Negentien: diecinueve
– Twintig: veinte
– Dertig: treinta
– Viertig: cuarenta
– Vijtig: cincuenta
– Zestig: sesenta
– Zeventig: setenta
– Tachtig: ochenta
– Negentig: noventa
– Honderd: cien
– Tweehonderd: doscientos
– Duizend: mil
– Tweeduizend: dosmil

Toeristische woordenlijst in het Catalaans

Een paar Catalaanse woorden voor op reis in Barcelona komen altijd van pas, helemaal wanneer je contact wil maken met de locals. Speciaal voor alle Barcelonaliefhebbers heb ik een handige woordenlijst gemaakt om je op weg te helpen.

Uitspraakregels voor het Catalaans

Catalaanse fonetiek verschilt nogal van de Spaanse. We kunnen zeggen dat het is een mix van Frans en Spaans, met zachter consonanten en veel meer klinkers. Ook zijn worden meer aan elkaar gezegd (bijvoorbeeld, je zegt ‘si us plau’ als ‘seuws-plauw’).

Hieronder vind je een lijst met uitspraakregels voor het Catalaans:

  • Zowel de ‘j’ als de ‘g’ worden, als ze voor de klinkers ‘i’ of de ‘e’ staan, uitgesproken als de ‘j’ in journalist.
  • De ‘c’ wordt voor diezelfde klinkers als een scherpte ‘s’ uitgesproken.
  • De ‘x’ tussen twee klinkers, als in ‘això’, klinkt als ‘sj’. In combinatie met een ’t’ zoals in ‘gaspatxo’ als ’tsj’ en de ‘z’ als ‘dz’.
  • De ‘r’ na een klinker, als in ‘diners’, wordt niet uitgesproken.
  • De ‘ll’ zoals in ‘Lluís’ wordt als ‘lj’ uitgesproken en ‘l·l’ zoals in ‘Paral·lel’ als ‘ll’.

De belangrijkste zinnen in het Catalaans

– Ik heet…: em dic…
– Waar vind ik…?: on hi ha…?
– Heeft u…?: té…?
– Ik heb… nodig: necessito…
– Ik wil graag…: voldria…
– Wat kost dat?: quant val això?
– Wanneer is… geopend / gesloten?: a quina hora obren / tanquen?
– Ik wil een ongeluk / diefstal aangeven: vull denunciar un accident / robatori
– Mijn geld, cheques, paspoort is /zijn gestolen: m’han robat els diners, xecs, el passaport
– Wilt u alstublieft een ambulance / de politie bellen?: si us plau, truqui l’ambulancia / la policia
– Heeft u een een- / tweepersoonskamer vrij?: té una habitació doble?
– Met / zonder bad: amb / sense bany
– Met ontbijt: amb esmorzar
– Voor een nacht: per una nit
– Halfpensioen: mitja pensió
– Volpensioen: pensió completa
– Ik vertrek morgenochtend vroeg: me’n vaig demà al matí
– De rekening alstublieft: el compte, si us plau
– Hoe kom ik in…?: com es va a…?
– Waar vertrek de bus naar…?: on surt l’autobús per…?
– Wanneer gaat er een bus / trein naar…?: quan surt l’autobús / tren per…?

Beleefdheidsfrasen in het Catalaans

– Goedendag: bon dia
– Goedenavond: bona tarda
– Goedenacht: bona nit
– Tot ziens: adéu
– Tot straks: fins desprès / fins ara
– Hallo, hoe gaat het?: hola, què tal?
– Goed: bé
– Alstublieft: si us plau / per favor
– Dank u wel: gràcies
– Graag gedaan: de res
– Wat kan ik voor u doen?: què desitja?
– Neem u me niet kwalijk: perdoni
– Spreekt u Engels?: parla anglès?
– Spreekt u Nederlands?: parla holandès?
– Heeft u een vuurtje?: té foc?

Tijd en dagen van de week in het Catalaans

– Wanneer: quan?
– Vandaag: avui
– Morgen: demà
– Overmorgen: demà passat
– Gisteren: ahir
– ’s ochtends: al matí
– ’s middags: al migdia
– ’s avonds: per la tarda
– ’s nachts: per la nit
– Maand: mes
– Week: setmana
– Dag: dia
– Maandag: dilluns
– Dinsdag: dimarts
– Woensdag: dimecres
– Donderdag: dijous
– Vrijdag: divendres
– Zaterdag: dissabte
– Zondag: diumenge

In het restaurant

– Ontbijt: l’esmorzar
– Lunch: el dinar
– Diner: el sopar
– Eten: menjar
– Drinken: beure
– Tafel: la taula
– Reserveren: reservar
– Mes: el ganivet
– Vork: la forquilla
– Lepel: la cullera
– Theelepel: la cullera petita
– Bord: el plat
– Fles: l’ampolla
– Glas: el got
– Menukaart: el menú / la carta
– Wijnkaart: la carta de vins
– Voorgerechten: entrants
– Hoofdgerecht: el plat principal
– Dagmenu: el menú del dia
– Nagerecht: el postre

In geval van nood

– Help!: ajuda!
– Politie: la policia
– Arts: el metge
– Ongeluk: l’accident
– Autopech: l’averia

Onderweg

– Halte: la parada
– Bus: l’autobús
– Station: l’estació
– Luchthaven: l’aeroport
– Vervoerbewijs: el bitllet
– Afrit: la sortida
– Rechtdoor: recte
– Hier / Daar: aquí / allà
– Plattegrond: el mapa
– Bank: el banc
– Telefoon: el telèfon
– Telefoonkaart: targeta de telèfon
– Postkantoor: oficina de correus
– Postzegels: els segells
– Geopend: obert
– Gesloten: tancat

Getallen in het Catalaans

– Een: un
– Twee: dos
– Drie: tres
– Vier: quatre
– Vijf: cinc
– Zes: sis
– Zeven: set
– Acht: vuit
– Negen: nou
– Tien: deu
– Elf: onze
– Twaalf: dotze
– Dertien: tretze
– Viertien: catorze
– Vijftien: quinze
– Sestien: setze
– Seventien: disset
– Achttien: divuit
– Negentien: dinou
– Twintig: vint
– Dertig: trenta
– Viertig: quaranta
– Vijtig: cinquanta
– Zestig: seixanta
– Zeventig: setanta
– Tachtig: vuitanta
– Negentig: noranta
– Honderd: cent
– Tweehonderd: dos-cents
– Duizend: mil
– Tweeduizend: dosmil

Ik ♥ van Barcelona

Hou jij ook zo van Barcelona? Schrijf je dan nu in voor mijn Barcelona nieuwsbrief boordevol leuke tips en al het leuks uit de stad. Sluit je aan bij de >2.900 andere Barcelona liefhebbers. Oh, je ontvangt ook nog eens mijn gratis mini gids met tips voor Barcelona.